In de discussie over fusies van zorginstellingen gaat het vooral over de omvang van het ziekenhuis. Omvang van de ziekenhuisorganisatie en omvang van het ziekenhuisgebouw lopen daarbij vaak door elkaar. Verdere schaalvergroting van de organisatie zou juist gecombineerd kunnen gaan met kleinere ziekenhuislocaties. Fusies leiden dan tot meer in plaats van minder kleinschaligheid en keuzevrijheid voor de cliënt.
De omvang van de ziekenhuisorganisatie en het ziekenhuisgebouw lopen vaak door elkaar bij de discussie of ziekenhuizen té groot worden.
Historisch bepaalde locaties
De huidige verdeling van zorginstellingen in Nederland is sterk historisch bepaald. Van oudsher had iedere middelgrote stad één of meerdere ziekenhuizen. Hiervoor is een historische verklaring. De ziekenhuizen waren sterk verzuild. Steden en regio’s hadden dus vaak meerdere ziekenhuizen met verschillende denominaties. Al sinds de jaren ’60 is echter een afname van het aantal ziekenhuis(locaties) waarneembaar. Waren er in 1961 nog 213 ziekenhuizen (Lee, 2000) in 2015 was dit aantal gedaald tot 78 waarvan 8 universitair medische centra (met in totaal 130 ziekenhuislocaties) (NVZ, 2015). Met de toegelaten fusies in 2016, 2017 en 2018 is dit aantal ondertussen weer verder gedaald.
De meeste ziekenhuisfusies zijn regionaal en leiden tot regionale monopolies. Ketens met landelijke dekking ontbreken.
Wie echter de ziekenhuisorganisaties en fusies op de kaart zet (KPMG, 2016) kan goed zien dat de meeste ziekenhuisfusies regionaal van aard zijn. In 2014 en 2015 was van de 24 opgenomen (voorgenomen) fusies en allianties slechts 1 bovenregionale fusie. Bij 2 fusies was een landelijk werkende partij (MC Groep betrokken).
Regionale monopolies
De huidige fusiestrategie van ziekenhuizen leidt ultimo tot concentratie van zorg bij één zorgpartij per regio en dus regionale monopolies. De keuze voor de cliënt wordt hierdoor verkleind en dit strookt niet met de intenties achter het huidige zorgstelsel. De patiënt heeft een belangrijke rol in het Nederlandse zorglandschap. De Raad voor de Volksgezondheid heeft het in haar advies “De sturende kracht van de patiënt” uit 2010 over: “..de rol van patiënt als countervailing power, maar ook als partner van zorgaanbieder en zorg verzekeraar…” (Raad voor de volksgezondheid en zorg, 2010). De patiënt heeft in Nederland daarbij twee belangrijke vrijheden in het zorgsysteem: 1. Zij mag haar eigen zorgverlener kiezen, 2. Zij mag haar eigen verzekeraar kiezen. Dit onderscheidt het Nederlandse systeem nadrukkelijk van bijvoorbeeld de NHS in het Verenigd Koninkrijk en de marktbenadering in de Verenigde Staten.
Als de patiënt het recht heeft om te stemmen met de voeten, dan moet er echter wel iets te kiezen blijven.
Kiezen voor ketenvorming?
Als de patiënt ook gebaat kan zijn bij fusies is de uitdaging voor ziekenhuizen om na te gaan denken over andere vormen van fuseren en organiseren. Ketenvorming, concentratie van hoog specialistische en/of juist hoog electieve zorg kan daarbij als denkrichting worden genomen. Voor ziekenhuizen wordt het daarbij de vraag of ze los kunnen komen van de standaard regionale fusie gevolgd door concentratie op één locatie gedacht. Hierbij kan gekeken worden naar de ideeën uit de value-based-healthcare maar ook naar hoe bijvoorbeeld supermarktketens zijn gevormd en opgebouwd. Daarover meer in mijn volgende blog.
Dit blog is gebaseerd op het paper dat ik schreef voor de opleiding Executive Master Management Consulting aan de VU.
Bronnen
KPMG, A. S. (2016). Wie doet het met wie Nieuwe allianties in de zorg Landkaart ziekenhuizen Maart 2016. Amsterdam: KPMG Advisory Services N.V.
Lee, C. V. (2000). Ziekenhuisfusies, procesgang en resultaten: beschouwing vanuit enkele neoinstitutionele en organisatiekundige theorieën s.n. Groningen: Universiteit Groningen.
NVZ, N. v. (2015). Zorg toont Brancherapport algemene ziekenhuizen.
Raad voor de volksgezondheid en zorg. (2010). De patiënt als sturende kracht.